Uit archeologische vondsten blijkt dat de streek rond Gent al bewoond werd tijdens het Stenen Tijdperk. Een volwaardige nederzetting groeide onder het Romeinse bewind rond de samenloop van de Leie en de Schelde, wat de stad ook haar naam gaf; het Keltische “ganda” betekent namelijk letterlijk “samenloop”. In de 4e eeuw namen de Franken de heerschappij van de streek over. Het Latijn en Keltisch dat in die tijd nog gesproken werd, werd vervangen door het Oud-Nederlands.
Tijdens de Middeleeuwen werden de twee grote abdijen in de stad gesticht. Gent groeide verder vanuit verschillende kernen rond deze abdijen, alsook het commerciële centrum. In de 9e eeuw moest de stad ook twee rooftochten van vikings afslaan. Onder bescherming van de Graven van Gent groeide de stad uit tot de op één na grootste stad ten noorden van de Alpen. Lakenhandel maakte van Gent een belangrijk commercieel centrum. De nijverheid was zo intensief dat wol moest worden geïmporteerd uit Engeland om aan de vraag te kunnen voldoen. Gents laken was dan ook van de fijnste kwaliteit. In deze periode werd ook het imposante Gravensteen gebouwd, net als de imposante torens van de Sint-Baafskathedraal en het Belfort.
De Honderdjarige Oorlog berokkende veel schade aan de handel over het kanaal. Toen laken aan belang begon in te boeten, maakten de Gentenaars slim de overstap naar scheepshandel over de Leie en de Schelde. Jammer genoeg werd de Schelde in de tweede helft van de 15e eeuw gesloten, waardoor de stad die belangrijke bron aan inkomsten kwijt was. Bovendien verschoof het politieke en sociale centrum van de Lage Landen steeds meer van Vlaanderen naar Brabant.
Een van de beroemdste gebeurtenissen uit de Gentse geschiedenis is ongetwijfeld de geboorte van keizer Karel V in 1500 in die stad. Desondanks was hij niet populair bij de burgers, zo strafte hij ze in 1540 zwaar omdat ze weigerden zijn oorlogstaksen te betalen. Hij verplichtte hen om blootsvoets en met een strop om hun hals voor hem uit te lopen. Sindsdien kregen de Gentenaars ook wel de bijnaam ‘Stroppendragers’. Onder het Spaanse bewind later vonden de reformatie en vervolgens contrareformatie plaats. Religieuze bouwwerken moesten eraan geloven. Daarna betekende de tachtigjarige oorlog het einde van Gent als centrum voor internationale handel.
Pas als lid van het Franse Rijk in de 18e eeuw ging het Gent weer voor de wind. Textiel werd weer een belangrijke bron van inkomsten voor de stad. Fabrieken werden gebouwd, waaronder industriële weverijen en suikerraffinaderijen. De plannen voor de industriële weefgetouwen werden stiekem uit Engeland gesmokkeld door Lieven Bauwens, waardoor dit het eerste van zijn soort was in continentaal Europa. De stad stichtte zijn eigen universiteit in 1814 en zorgde voor een nieuwe aansluiting naar de Noordzee.
De bloeiende industrie trok mensen naar de stad en het bevolkingsaantal verdriedubbelde. Veel van de verpauperde werkers werden zwaar uitgebuit in miserabele werkomstandigheden. Toen de lokale economie ook nog eens instortte, werd in Gent de allereerste vakbond in België opgericht. Niet voor niets is Gent nog steeds een socialistisch bastion. Op de Vrijdagmarkt kan je je vergapen aan de oorspronkelijke zetel van de Socialistische Vakbond. Naar aanloop van de Wereldtentoonstelling in 1913 werd het Sint-Pietersstation aangelegd, wat weer een nieuwe boost gaf aan de economie.
Tijdens beide Wereldoorlogen werd Gent bezet door de Duitsers, en beide keren kon de stad gelukkig ontsnappen aan al te veel schade. In september ‘44 werd de stad bevrijd door de Britten. Tegenwoordig is Gent vooral bekend om zijn linkse cultuur en denkwijzen. Artiesten en vrijdenkers troepen hier samen om te filosoferen over hoe het ook anders kan terwijl ze genieten van vooruitstrevende veggie en vegan alternatieven. Of dat wil het cliché je toch doen geloven.